24. März 1325
„Dominica qua cantatur Judica“. Wilhelmus van Zwalmen, ridder, oorkondt, dat hij in opdracht van Reynaldus, graaf van Gelre, bemiddeld heeft in een geschil tussen het convent van het klooster van de H. Maria van Roermond enerzijds en Karolus van Hoenslaer anderzijds met betrekking tot enige goederen of landerijen, Dekindehus genaamd, die eens van Alexander, zoon van Thoma van Horst, waren. En wel in dier voege, dat Karolus, zijn vrouw Agnes en hun erfgenamen tegenover rechter en schepenen in Wetten verklaren geen aanspraak meer te zullen maken op die goederen en deze af te staan
aan het convent.
Opmerking: Het stuk zou gezegeld zijn met het zegel van rechter en schepenen in Wetten en met het zegel van Reynaldus, zoon van de graaf van Gelre.
Originaltext:
Universis présentes litteras visuris seu audituris ego Wilhelmus de Zwalmen, miles, cupio fore notum quod ex commissione et voluntate excellentis viri domini Reynaldi magnifici domini comitis Gelrensis mediante me et mea ordinacione et amicabili composicione omnis discordia et linoris materia que inter conventum monasterii beate Marie virginis de Ruremunde ordinis Cisterciensis Leodiensis diocesis ex una parte et Karoluw de Hoenslaer ex altera parte ratione quorundam bonorum seu agrorum, qui dicuntur Dekindehus, qui quondam fuerunt Alexandri filii Thome de Horst, vertebatur et gerebatur penitus destructa et sopita, ita videlicet quod dictus Karolus, uxor sua Agnes et eorundem hered.es super dictis bonis et super omni iure que in ipsa bonis habere voluerunt et se habere dixerunt, penitus renunci ave runt et effestucaverunt ore, manu et calamo sicut est consuetum, numquam ius aliquot in dictis bonis infuturum contra ipsum conventum inquirendo fraude et dolo exclusis penitus et. remotis. Hiis quoque condicionibus interfuerunt una mecum honesti viri iudex et scabini in Wetten hec omnia videntes et audientes. Et ut hec premissa robur imperpetuum obtineant nee valeant aliqua malingnitate in posterum revocari, sigillum preclari viri domini Reynaldi, filii illustris domini comitis Gelrensis, unacum sigillo
meo présentions appensum est.
In testimonium omnium premissorum nos vero Reynaldus de Gelria sepedictus ad. peticionem parcium predietarum sigillum nostrum in premissorum testimonium presentibus tradimus apponendum.
Et nos iudex et scabini de Wetten hiis sigillis contenti protestamur premissa omnia fore vera.
Datum anno Domini millesimo tricentesimo vicesimo quinto dominica qua cantatur ludica.
Quelle: Archiv Roermond, Regest 332. Afschrift in Cartularium II fol. 76 vo. Inv. nr. 2. Munsterabdij.
03. März 1331
Loef von Hoenseler, Johan von Boetbergh, Mannen des Grafen von Geldern, und Wilhelm von Moerse, Schöffe von Geldern, sind Bürgen für den Knappen Loef von Berenbroec und Frag Agnes bei Verkauf des Hofes Berenbroeck an den Grafen Rainald von Geldern um 300 alte Brabanter Mark.
Quelle: Krefelder Urkundenbuch, Nr. 335.
3. März 1331
Luf van Berenbroek, knape, en diens vrouw Agnes en erfgenamen verkopen aan Reinald, graaf van Gelre, voor 300 mark Brabants de heerlijkheid Berenbroek met hoog en laag gerecht in kapellen en het patronaat in Kapellen en Meensel (Menzelen). Medezegelaars o.a.: Luf van Hoenseler en Johan van Budberg.
Quelle: Archiv Roermond, Regest 347A. Regesten Erzbischofe Koln IV nr. 1943, Nijhoff I nr. 245.
16. Juli 1334
Carolus de Hunslar (=Hoenseler), knape, en Nesa, echtelieden, verkopen hun grote en kleine tiend in Rondenrade in kerspel Wetten en in het gerecht van Winnekendonk aan het kapittel van Xanten voor 300 mark brabantse penningen. Aanwezig: Johan van Boedberg, ridder, Arnoldus de Engelshem, Loef van Berenbroek e.a.
Quelle: Archiv Roermond, Urkunde 761. (Weiler, Xanten Nr 661.)
19. Juli 1334
Reinald II graaf van Gelre doet afstand van zijn recht op de tiend te Rondenrade in het kerspel Wetten en in het gerecht Winnekendonk, die Loyf van Hoenslar van hem in leen hield, ten behoeve van deken en kapittel van Xanten.
Quelle: Archiv Roermond, Urkunde 762. Weiler; Xanten Nr. 662.
2. Januar 1335
Karolus van Hoenseler (Hunslar) bekent voor schepenen van Gelde rn van deken en kapittel van Xanten wegens zijn tiend in Rondenrade 300 mark brabantse penningen ontvangen te hebben. Karolus heeft geen eigen zegel en zegelt onder dat van zijn broer Loef.
Quelle: Archiv Roermond, Urkunde 764. Weiler Xanten Nr. 666.
12. Juni 1341
Ritter Luf von Huynselaer verkauft dem Grafen Dietrich von Mörs seine Lehensmannen, namentlich Arnold von Byrnheim, Johan von Dreven, Heinrich von Orloff und Christian von Molenbruke mit ihren Lehngütern in Gegenwart seiner Getreuen Rutger von Bleershem, Godfried von Nersdom und Goswin von Engelsom.
Quelle: Krefelder Urkunde, Nr. 393.
7. März 1347
De officiaal van Keulen beveelt de deken der kerken van Stichteln (Sugtelen) en Straelen (Stralen) alsook de priesters van de kerken van Viersen (Vyrsen), SUchteln, Wankum (Wancheym), Hinsbeck (Henzbeck), Grefrath (Greueroyde), Geisseren (Geseren), Geldern (Gelren), Diilken (Dulkin) en Kempen, de amffcman van de hertog Reinald III van Geldern Arnt Spede en diens vertegenwoordiger Johann Honseler en ridder Heinrich den Langen van Krickenbeck, ambtman van Viersen (Arnoldus dictus Speyde se gerens pro officiato domicelli Reynaldi ducis Gelrie ipsiusque Arnoldi vices gerentes in dicto officio et complices ac fautores, vid. Johannes dictus Hanserlair ac Henrocus dictus der Lange de Krekenbeyk miles, nunc officiatus in Virsen) te eicommuniceren en op iedere plaats, waar zij verblijven, het interdict bekend te maken. De 3 boosdoeners hadden een uitnodiging voor het gerecht van de officiaal te verschijnen niet opgevolgd. Het Keulse Gereonstift had dit gedaan, omdat zij schout en schepenen van het Hof van het stift in Viersen tegen de wil van de kanunniken opgezet en gedvongen hadden, recht niet, zoals tot nu toe gebruikelijk in Junkersdorf (Juntersdorp) door schout en gezworenen van het Hof van dit stift te verkrijgen, maar door schout en schepenen van de stad Roermond (Ruyrmunde). Datum 1347 feria quarta (post dominicam qua cantatur Oculi).
St. Gereon; Qorkondenboek 173• Aan de acte hangen 5 transfixed waarop de uitvoering van het mandaat genoemd wordt; de vervaardigers zijn de plebanen van Geisseren (Geysseren)
(1347 mei 10), von Anrath (Anroyde)
(1347 mei 11), von Neuss
(1347 mei 13), von Huis (Hulze)
(l347 mei 13) en von Kempen
(1347 mei 13).
Quelle: Archiv Roermond, Regest 383A. Gedrukt bij Fahne, Sorkondenboek Spede nr. 19. Reg.: Joerres, Sorkondenboek St.Gereon nr. 373.
1351
Dietrich Loeff genannt Honslar, Ritter.
Siegelfeld: Spitzer Wappenschild, im Schildhaupt nebeneinander 3 Enten oder Vögel, Feld darunter leer.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 7511 (Allgemeine Siegelsammlung), A 1148
30. Juni 1352
Vor Gherart van Moerse und Arnt Feyne, Schöffen zu Geldern, verkaufen Johan ter Neersen und seine Frau Katherina an Peter van Hoenselar den Hof opper Neersen im Kirchspiel Wetten. Das sind: dat eyghen, dat inden vorg. have gheleghen is, der dazugehörende Zehnt, der vom Ritter Sander van Vossem lehnrührig ist, sowohl der Kornzehnt als auch der kleine Zehnt, das Leibgewinngut, das vom Ritter Loef van Hoenselaer herrührt, das Leibgewinngut, das von Lubbrecht Boycolt herrührt, und endlich die 5 1/2 Schilling jährliche Rente aus dem Gut Beles opper Neersen. Sie leisten Verzicht auf das Gut, gleich ob Eigengut, Lehen oder Leibgewinn, und geloben, es freizumachen bis Mariä Geburt [8. Sep.] gemäß Landrecht und Währschaft zu leisten. Johan und Katherina, mit zwei Händen an Luefs Leibgewinn und einer Hand an Lubbrechts Leibgewinn, bleiben daran behandigt, wenn die Leibgewinnherren jemandes anderen Behandigung ablehnen, sie sollen aber ihre Hände an Peter auftragen, wenn er sie gewinnt, wenn aber nicht, behalten sie die Hände weiter selbst und sollen für ihn behandigt sein. Für Johan und Katherina bürgen mit Willem van Boitbergh, Ritter, und der gen. Gherart van Moerse und versprechen, erforderlichenfalls Einlager in einer Herberge zu Geldern zu leisten, wobei die Einlagerverpflichtung entfällt, wenn Peter das gen. Gut nicht gewinnen sollte, während beim Tode eines Bürgen ein neuer zu stellen ist. Den Bürgen geloben Johan und Katherina Schadloshaltung.
Quelle: Archiv Graf von Loe, Urkunde 70.
1353
Willem von Boedbergh, ältester Sohn von Johann von Boedberg und Lisen van Ossenbroych, und seine Frau Nese verzichten auf zwei Höfe an ghen Hage, auf eine Wiese an der Niers im Gericht von Veert, auf den Hof te Geysberg, ferner auf Silber, Edelsteine, Pferde usw. und sonstiges natürliches Vermögen. Zeugen: Willem von Broychusen, Herr von Wickrath, Arnt, Herr von Wachtendonk, Johann, Herr von Broekhuizen, Mathias van Kessel, Sander van Voshem, Loue von Hoenslaer und Johann van Boedberg, Willems Bruder. Original auf Pergament mit fünf Siegeln.
Quelle: Archiv Schloss Haag, Urkunde 2116.
28. April 1354
„Des neesten manendaechs nae Sente Georgius daghe des merteleers“. Richter en schepenen van Wetten oorkonden, dat voor hen zijn gekomen Elbrecht van Honslar en Nesa, zijn wettige echtgenote, die verklaarden, dat zij aan Otte van Buren, ridder, heer te Aersen (Arcen) en zijn erfgenamen, hun hof die ter Sceepdonck genoemd wordt en gelegen is binnen dit ressort, verkocht hebben.
Borgen waren: Loeff van Honslaer, heer Dederick van Pellant, ridders, Goetswijn van Henslare, Peter zijn zoon, IJwaen van Engelschem en Johan van Raede, knapen, die de verplichting hadden om in geval van niet nakoming in een eerzame herberg te Venlo te verblijven als gasten op kosten van Elbrecht en Nesa totdat voldaan is. En elk moet een paard met zich voeren 1).
Opmerking: Deze acte is als gevidimeerde oorkonde opgenomen in een vidimus dd. 30 januari 1395» zie regest nr.159
Het stuk zou gezegeld zijn met het gemene schependomszegel, met het zegel van Elbrecht, als voornaamste persoon in deze zaak en met de zegels van de borgen.
1) Hecht van leisting
Quelle: Archiv Roermond, Regest 399. Afschrift in Cartularium II fol. 70. Inv. nr. 2. Munsterabdij.
8. Mai 1354
„Donredachs nae Inventio crucis“. Heer Otto van Bueren, heer van Aerssen (Arcen) oorkondt, dat hij Elbrecht1s hof van Hoenslaer (de hof van Albrecht van Honslar), gelegen in het kerspel van Wetten ontvangen heeft ten behoeve van zijn zuster Belen van Malborch, abdis, en van het convent van Onze Vrouwe van Roermond. Hij belooft deze hof met alle aanhorigheden over te dragen aan
abdis en convent; alles behoorlijk volgens het landrecht en wel in de tijd tussen dit schrijven en a.s. St. Jan.
Opmerking: Het stuk zou gezegeld zijn met het zegel van heer Otto van Bueren.
Quelle: Archiv Roermond, Regest 400. Afschrift in Cartularium II fol. 69 vo. Inv. nr. 2. Munsterabdij.
14. Januar 1357
„Des saterdaeghs na andaghe derteendachs“. Ywaen, ’s Manssoen, richter, Herman van der Keyldonck, Claes van den Dyck en andere schepenen van Wetten oorkonden, dat vor hen zijn gekomen Elbrecht van Hoenslaer en Nese, zijn wettige echtgenote, die verklaarden, dat het land, dat gelegen is te Wetten vodr de twee droogovens „daren“ en dat tijnsrecht was van Ymbrecht des Smeets te Wetten en gelegen tussen bezit van Dederix Bollicks en de pastoriehof van Wetten, van oudsher behoord heeft en nog behoort aan de hof te Sceepdonck. En zij verklaarden bovengenoemd land derhalve tesamen met de hof te Sceepdonck verkocht te hebben aan het convent van Roermond.
Opmerking: Het stuk zou gezegeld zijn met het zegel van de richter en de schepenen van Wetten en van Elbrecht van Hoenslaer.
1) Indien de Paasstijl gebezigd werd, moet het 20 januari 1358 zijn.
Quelle: Archiv Roermond, Regest 413. Afschrift in Cartularium II fol. 7*1 vo. Inv. nr. 2. Munsterabdij.
30. September 1357
„Op Sente Geronimus daghe“. Richter en schepenen van Wetten oorkonden, dat vor hen zijn gekomen Lyse, de vrouw van Dederick Jorissoens, met heer Herman van Hoenslaer, haar wettige voogd, die verklaard heeft geen enkel recht of aanspraak te hebben op het tegenwoordig en toekomstig goed van Ermgarde van Korfwyck en Henken, haar wettige man.
Opmerking: Het stuk zou gezegeld zijn met het zegel van richter en schepenen van Wetten en van heer Harmannus van Honslaer, ridder, en Peter, zijn broer.
Quelle: Archiv Roermond, Regest 422. Afschrift in Cartularium II fol. 74. Inv. nr. 2. Munsterabdij.
22. Dezember 1357
Godefridus van Elmpt en Wolterus Passart, kanunniken van Xanten als arbiters namens Xanten en Robinus Kau, rector der parochiekerk van Veert, en Petrus de Hunselair, knape, namens Loef van
Hoenselair, ridder, fluiten overeenkomst inzake de tiend te Rondenrade in het kerspel Wetten en in het gerecht Winnekendonk.
Quelle: Archiv Roermond, Urkunde 942. (Weiler; Xanten nr 920.)
8. Januar 1358
Loef van Hoenselaer, ridder, verklaart van Robinus, pastoor der parochiekerk in Veert, en van zijn verwant Loef van Issum (ijsheym) 150 gouden schilden ontvangen te hebben wegens vergelijk
over de tienden te Rondenrade.
Archiv Roermond, Urkunde 944. (Weiler; Xanten nr 922.)
1. März 1359
des vriedaechs sente mathijs daghe des apostelen. Henric van Hoenselar Kaerlszoon oorkondt van Segher van Broichusen 50 oude gouden schilden namens Penne van Arsen ontvangen te hebben en geeft Penne volledig kwijting.
Archiv Roermond, Regest 302. G.A. Venlo; kasteel Arcen, doos 24 nr. 4.
22. Januar 1363
Willem van Baerle verpfändet mit Rat seiner Freunde und Verwandten und von Not gezwungen (omme keynlike noetzaken wille) an Heynric van Honseler sein Haus zu Well (huys tot Welle) mit Zubehör, seine Herrlichkeit mit dem Gericht zu Well, die er als Lehen des Bischof von Köln hält, und seine sonstigen Erbgüter und Renten in Gericht und Herrlichkeit Well, und zwar für 780 gold. Mutonen zu je 28 fläm. Groschen (Vleemsger groet), wie sie zu Goch oder Wachtendonk gängig sind.
Quelle: Archiv Graf von Loe, Urkunde 104.
4. Februar 1366
„Op Sinte Agathen avonde der joncfrouwen“. Diderick van Pellant, ridder, en vrouwe Nese, zijn wettige echtgenote, oorkonden, dat zij aan het godshuis van Roermond en de jonkvrouwen aldaar beloofd hebben het goed te Bukenvonderen gedurende een jaar en een dag te vrijwaren. Borgen waren: Peter van Hoenselar en Johan van Raide met recht van leisting ‚in het dorp Wetten.
Opmerking: Het stuk zou gezegeld zijn met het zegel van de borgen en met het zegel van Derick van Pellant, ridder, die ook voor Nesen, zijn wettige echtgenote, en Sweder, zijn zoon, gezegeld heeft, daar zij geen eigen zegel hebben. 1) In deze acte kan geen Paasstijl gebezigd zijn; zie de acte dd. 24 juli 1366. 2) Zie de acten dd. 28 april 1354 en 26 September 1356.
Quelle: Archiv Roermond, Regest 480. Afschrift in Cartularium II fol. 80. Inv. nr. 2. Munsterabdij.
3. Dezember 1367
Edward von Gottes Gnaden Herzog von Geldern und Graf von Zutphen bekundet: Angesichts der vielfachen, getreuen Dienste, die ihm Loef van Hoenslaer, Knappe, Karls Sohn, geleistet hat und ihm und seinen Erben noch leisten soll, hat er ihm darum gegeben und ihn belehnt mit dem Gut, wie im Folgenden beschrieben ist: Nämlich Heynen guet von Erenvelt mit allem Zubehör im Kirchspiel Wetten, welches jedes Jahr als Maibede 5 Schilling und als Herbstbede 6 Schilling entrichtet, wie in der Stadt Geldern gang und gebe ist; dann 18 Pfennig und 4 Hühner an Zins, als Zutphenisches Lehen mit 1 Pfund zu verhergeweiden, wie vordem beschrieben. Loef und seine Erben sollen das Gut fortan innehaben und als Zutphenisches Lehen empfangen, wie es sich gebührt. Im Beisein von Johan, Herr zu Wickrath, und Zander van Voshem, beide Ritter, und anderer mehr. Siegler: der Herzog.
Quelle: Archiv Kloster Gaesdonck, Urkunde 14
12. Juni 1368
Vor den Schöffen von Well (-e) und ihrem Richter überträgt Heinric van Hoenseler dem Johan van Mirlaer, Ritter, die Urkunde Wyllams van Baerle über das Haus, das Gericht, die Herrlichkeit und die Renten von Well sowie die damit verbundenen Rechte und Schuldforderungen. Siegler: für die Schöffen, die kein Siegel besitzen, ihr Amtmann Heinric van Arnhem.
Quelle: Archiv Graf von Loe, Urkunde 138.
12. November 1371
Sander van Koedinchaven, Ritter, bekennt, an Johan van Hoenslaer gen. vanden Velde, Ritter, 30 goldene Mutonen, 14 Placken pro Mutone, in zu Kempen gängiger Währung schuldig zu sein und auf nächsten Tag Mariä Conceptio [8.Dez.] zahlen zu müssen. Falls er dies nicht tut, gelobt er, auf Mahnung Johans bzw. dessen Boten in einer Herberge der Stadt Kempen selbst mit einem Pferd Einlager zu halten bzw. statt seiner einen Mann mit Pferd zu entsenden und dort bis zur Zahlung zu bleiben, anderenfalls das Geld auf seine Kosten bei Juden oder Lombarden aufgenommen werden kann. Siegler: Sander.
Quelle: Archiv Graf von Loe, Urkunde 162.
5. Januar 1380
Johan van Hoenselar scheldt Herman en Johan van Boytbergh, gebroeders, 111 oude gouden schilden en 18 plakken kwijt, die Johan van Hoenselar voor de gebroeders betaald heeft aan Geryt van Boychelt.
Quelle: Archiv Roermond, Urkunde 1162A. (Scheres, nr 1164.)
10. Februar 1382
Elbert van Hoenzelar, Sohn von Kaerl, und seine Frau Nese verkaufen an Dechant und Kapitel zu Xanten ihre Rechte an den Gütern Bynthems. und Knasengut im Kirchspiel Wenekendunch, die zu Stiftshof Honepel gehören. Die Kinder der Eheleute, mit Namen Kaerl, Johann, Luef, Henrich, Herman, Goeswijn, Nese und Sophye, geben ihre Zustimmung zu dem Verkauf. Zeugen: Dideric Bouman, Jacob upper Horst und Gerit Kempkenssoen, Laten des Hofes Hönnepel. Siegler: Elbert und seine Söhne Kaerl, Johann und Luef. Oirginalpergament mit vier Siegeln.
Quelle: Archiv Stift Xanten, Urkunde 737.
Februar 1382
Johan van Hoenslar van den Velde, ridder, kwiteert namens nog 6 andere helpers, dat Frederik, aartsbisschop van Keulen, al zijn schuldvorderingen heeft voldaan wegens schade, kosten en diensten ten tijde, dat Johan ambtman in Kempen was en daarna als helper in de oorlog tegen Mark, Kleef en Nassau, met 750 zware goudguldens hoofdsom en een jaarrente van 20 guldens in leen uit de tol te Zons, losbaar met 200.
Quelle: Archiv Roermond, Urkunde 1182. (Regesten EB Köln IX p 72.)
11. Februar 1382
Graf Frederich [Friedrich] zu Moerse [Mörs], Herr zu Bare, erkennt den Vertrag seines Rates Ritter Johan van dem Velde mit den Bevollmächtigten der Stadt Köln Johan Hirtzelin vanme Grjine und Mathijs vanme Spiegel zum Yrregange [lrrgang] an: Verzicht auf Erbzins am Kramhaus bei der Münze zu Köln, genannt die Halle, Aufnahme in die Bürgerschaft. (fer. 3 p. Scolast.)
Siegelbeschreibung:
1: Graf Frederich [Friedrich] zu Moerse [Mörs], Herr zu Bare, Rund, grün, anhängend, Schwer beschädigt
2: Ritter Johan van dem Velde [Siegel: v. Honselaer], Rund, grün, anhängend, Leicht beschädigt
3: Johan Hirtzelin vanme Grjine, Rund, rot, anhängend, Schwer beschädigt
4: Mathijs vanme Spiegel zum Yrregange [lrrgang], Rund, grün, anhängend, Leicht beschädigt
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/3444
3. April 1383
Johan Huysman, zoon van Johan van Huessen, ridder, verkoopt zijn recht aan de molen te Nersdom en eigen lieden van het hertogdom Gelre in de heerlijkheid Kempen volgens brief van hertog Eduard aan zijn vader, aan Johan van Hoenselair genaamd van den Velde, ridder. Medezegelaars: Sybrecht Spede en Johan van Haerbeke.
Quelle: Archiv Roermond, Urkunde 1202. (Fahne; Spede nr 36.)
28. Oktober 1383 (Zons)
Goswin, zoon van Herman van Honselaer, ridder, wordt door de aartsbisschop van Keulen beleend met het Huis Hülsdonk in het land Kempen.
Quelle: Regesten EB Köln IX p 163.
9. April 1385
Johann van Hoenzelar, Gosens Sohn, und seine Frau Mechtelt bekunden vom Stift Xanten auf ihrer beider Lebenszeit das zum Hof Honepel gehörige Heynarzgut zu Keveler erhalten zu haben. Wenn das Gut nach ihrem Tode wieder an das Stift zurückfällt, sollen ihre Erben keinerlei Forderungen an jenes wegen etwaiger vorgenommener Verbesserungen an Bauten usw. haben. Zeugen: die Laten und Hyen des Hofes Hönnepel Didderich Bouman, Dideric Huysmann und Gerit ingher Synghendunch, Kempkens Sohn. Originalpergament mit Siegel des Ausstellers.
Quelle: Archiv Stift Xanten, Urkunde 765.
28. September 1385
„Op Sent Michiels avent archangeli“. Schepenen van Wetten oorkonden, dat v66r hen zijn gekomen Loeff van Hoenseleer Karoluszoon en Kaerloe, zijn zoon, die verklaard hebben, dat abdis en convent van
Onze Vrouwe te Roermond van de Cistercisnser orde alle korentienden van de hof „op gher horst“ geheten, zullen mogen innen, waarbij zij van hun eigen aanspraken op deze tienden afstand doen.
Opmerking: Het stuk zou gezegeld zijn met het schependomszegel, met het zegel van Loeff van Hoenseleer en Kaerloe en met dat van Elbrecht van Hoensleer, broer van Loeff.
Quelle: Archiv Roermond, Regest 562. Afschrift in Cartularium II fol. 76; inv. nr. 2. Munsterabdij.
21. Januar 1387
Wilhelm von Jülich, Herzog von Geldern, Graf von Zütphen, bekennt sich gegen die Kölner Bürger, Brüder Johann und Reynart Clatze und Wilhelm Ripelpant, zu einer Schuld von 4800 rheinischen Goldgulden. Bürgen: Die Kölner Bürger Herr Hermann von Goch, oberster Siegler der Kölner Kurie, sein Rath und Getreuer; die Ritter Johann von Troyen und Hilger Quattermart von der Stessen, der städtische Rentmeister Contijn von Lysenkirken, Herr Mathijs von den Spiegel gen. von. dem Irgange, und Herbort Ruwe; ferner die Ritter Heirnich on Wyckerode, Johann von Honseler, gen. von dem Velde, Heinrich von der Straten, Wilhelm von Druten und Sander von Kudynchoven und Knappe Johann Mompelier von Overhage. (op. s. Agneten d. der heil. jonfr.). – Conc. Pap.
Quelle: Stadtarchiv Köln, HUA-Kop. 19 Bl. 10.
22. November 1387
Willem van Gulik, hertog van Gelre stelt Johannes (van Hoenseler genaamd van de Velde) tot zijn drost van Geldern wegens 2000 schilden, betaald aan Agnes Rombliains (de Vossem).
Quelle: Archiv Roermond, Urkunde 1275. (Doorninck; acten 1376/92 p 29-30.)
24. Juni 1388
op sente johansdach baptiste to midderzomer. Belia van Hoenselair, weduwe van Heinric Wolfs, attesteert over Hoyckenvelt en Hoyckenbaent. Oorkonders: Sander van Vossen, ridder, en schepenen van Stralen.
Quelle: Archiv Roermond, Urkunde 1285E. Scheres nr 2091.
10. Februar 1389
Heinr., Goisswin und Loifgin, Brüder, Söhne Eylbrants von Huntzslair, Emunt von Eyle, Wolters Sohn, Heinr. von Weisschel, Sander von Wevelkoiven, Joh. von Halroid, Heinr. von der Steige genannt Moirken, Heinken Tunsser, Joh. von Colne, Wolter von Nersdum, Emunt von Koiekoven und Arnolt von Krumbaich werden Helfer Hermanns von Wis gegen Stadt Köln wegen Verunrechtung von dessen Bruder Willem.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Sachakte, Nr. 210.
24. Februar 1389
Brüder Heinr. von Hoenslaer und Goeswjin antworten der Stadt Köln, dass Harman von Wijs kein Recht gehabt habe, ihretwegen der Stadt zu entsagen. (Matijs ap.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Sachakte Nr. 211.
11. August 1389
Vor dem Gericht zu Wetten verkauft Karl von Hoenselaer, Goswins Sohn, an Hermann von Boedberg vier Morgen Land bei der Mühle op ghene Wye und der dazugehörigen Mühlensteine im Gericht Wetten. Original auf Pergament mit drei Siegeln.
Quelle: Archiv Schloss Haag, Urkunde 5111.
1390
Nesa, weduwe van Herman van Honslar, ridder, en haar zoons Arnt en Kaerle van Honselar, scheiden met hun zoon/broer Goeswijn van Honslar, die zal houden het Huis to Hulsdunck ca. en de hof ter Schuppen. Medezegelaars: Wilhelm van Krekenbeck, Heynrich voogd van Nersen, ridder, Gijselbrecht en Lewe van Knoerlant, Goderd van der Dunck en Arnt van me Sande.
Quelle: Archiv Roermond, Regest 1322A. Scheres nr 2112.
5. März 1390
„Des saterdags na den sonnendach reminiscere“. Arnt, heer van Wachtendonck, knape, oorkondt van Wilhelm van Gulich, hertog van Gelre en graaf van Zutphen, in aanwezigheid van diens leenmannen Johan van Hoenselair, genaamd van den Velde, Johan van Bylant, Sander van Koedinchoeven, ridders, Johan van Bylant, knape, zijn huis, burcht, „slaitt“ stad en heerlijkheid van Wachtendonck met alle vesten, graven en toebehoren als een Zutphens leen ontvangen te hebben.
Quelle: Archiv Roermond, Regest 590. P.N. van Doorninck. Acten betreffende Gelre en Zutphen 1107-1415. Haarlem 1908 biz. 215/6 Nijhoff III—151.
08 April 1390
Heinr. von Blitterswijck, Sweder von Alteren, Jordan von Pellant, Heinrich von Beenen, Joh. von Glintholt, Jan die Zale, Jac. von der Hatart, Wilh, von Hoenslaer, Herrn Peters Sohn, Wilh. und Mathijs von Kessel, Johanns Söhne, Brüder, Emont von Kessel, Gerh. von Merwijck, wohnhaft zu Weze, Heinr. Buegel, Reinken von Lewen, Arndt von Helmont, Peter Ronge, Joh. von Buedel, Joh. von Blomesteyne und Gerh. von Eyle, Bastard, werden Helfer Heinrichs von der Beke gegen Stadt Köln.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Sachakte Nr. 228
9. Juli 1390
zaterdachs vur sint margrietendach der heylgher joffrouw Karel van Hoenzeler, zoon van wijlen Herman van Hoenzeler, ridder, geeft vrede aan Johan van Bueren, zoon van wijlen Johan van Buren, ridder, op te zeggen met termijn van 4 dagen op het open huis te Arcen waaruit Johan is gestorven.
Quelle: Archiv Roermond, Regest 474. G.A. Venlo, Kasteel Arcen doos 24 nr. 12B.
25. Oktober 1390
des neysten dinxdaichs na virginis. Agnes, weduwe van Herman van Hoenzeler, ridder, en haar zoons Goessen, Arnt en Karlle van Hoenzeler, zullen Hermen van Boytbergh schadeloos houden wegens borg staan voor Agnes bij Henric van . . . . (onleesbaar).
Quelle: Archiv Roermond, Regest 1314A. Scheres nr 1169.
04. April 1391
Brüder Goswin und Karle von Honzslar, Söhne Herrn Hermanns, erklären der Stadt Köln, dass Gerit von Alpen sie wider ihr Wissen und Wollen zu ihren Feinden gemacht habe. (fer. 3 p. oct. pasche.) Papier mit Siegel Arnolds von Honselar.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Sachakte
28. Mai 1391
zondags na sacramentsdag. Kaerle, Loeff, Heinrich en Gosswijn van Honsseler, gebroeders, zonen van wijlen Albert van Honsseler, oorkonden mede namens hun zusters, dat zij gescheiden en gedeeld hebben mét Roelman van Arendaill van alle zaken met betrekking tot de heerlijkheid Well. Wanneer Roelman nog recht op Well zou kunnen krijgen, dan zullen zij voor hem opkomen.
Quelle: Archiv Roermond, Regest 1328. Limburgs Jaarboek XII p 128.
12. November 1391
Ritter Johan van Honselaer (Hoencselar) genannt van dem Velde, Verweser (Bewarer) der Lande von Geldern (Gelre), quittiert der Stadt Köln 100 Mark Jahrrente des Herzogs von Geldern.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/4504
01. März 1392
Ritter Johan van Hoenslair geheiten van deme Velde, gibt der Stadt Köln für Herman van Boitberg einen Waffenstillstand bis inklusive März 31. (fer. 6 p. b. mathie ap.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/4599A
22. April 1392
Herzog von Geldern, Freundschaft mit St. Köln, Austrag durch je 3 Geschworene, Obmann Gr. Friedr. zu Mörs. 6 S. Hrz. Heinr. v. Steenbergen, Pr. v. S. Salvator (Audemunster) zu Utrecht, der R. Joh. [v. Honselaer gen. ] v. dem Velde u. Joh. v. Bylant u. der Städte Nimwegen u. Roermonde.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 2/4612
12. Mai 1392
Johan van Hoenslair [Honselaer] genannt van dem Velde, Ritter, quittiert der Stadt Köln 3.900 Gulden für Herzog Wilhem van Gelre [Geldern], Graf van Zutphen, im name der vruntschaff ind gutligeit [Freundschaft].. (fer. 5 p. inv. s. cruc.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/4624
04. Dezember 1394
Hermann von Boidberg gibt der St. Köln einen kündbaren Waffenstillstand. (b. Barbare virg.) – Or. Pap. m. aufgedr. S. des Ritters Johann von Hoenslair, gen. von den Velde (Spur).
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/4785A
09. März 1393
Dienstvertrag mit den in [32 anh., 5 losgelöst. ] Transfixen gen. Söldnern. 4 Presseln, 7 S.Einschn. März 10: *1) R. Walrave v. Merode, Vogt zu Güsten. S.; März 17: *2) Joh. v. Sassenhoven, Coengin v. der Eyck, Gottsch. v. Dirmerzheim, Konr. v. Sievernich gen. Kreitzgin. 4 S.; *3) Joh. v. Aiche, Tielgin v. Hurten. 2 S.; *4) [losgelöst] Konr. v. der Heyden. Pgm. beschäd., S.Einschn.; März 19: *5) Bernd Droiste. S.; *6) Loenyeys v. Ramme, Hugo v. Dursten. 2 S.; *7) Heinr. v. Rodorpe, Wernkin de Buck. 2 S.; *8) Joh. Tielbeck, Joh. Schinke, Joh. v. Eylen [S.: Neil], Heinr. de Droegen. 4 S.; *9) Herm. Schinke, Joh. v. Boller. 2 S.; *10) Wig. v. Stahlhofen. S.; März 20: *11) Arn. v. Lanzerath, Gerh. Larse. 2 S.; *12) Bernd v. Münster. S.; März 23: *13) Tilgin vom Holz. S. Joh. v. Vurde; März 25: *14) Joh. Gruwel. Pgm. beschäd., Pressel; *15) Joh. v. Vurde, Joh. v. Leerodt. 2 S.; *16) Heinr. v. Dloy [S. v. den Loe], Gottsch. v. Birsmych, 2 S.; *17) Herm. Buck. S.; April: *18) Konr. v. Reuschenberg. Pgm. beschäd., S.; April 2: *19) Albr. Northuys, Konr. v. Gleiberg. 2 S.; *20) Gerh. v. Manstedten. S.; April 3: *21) Engelb. Hirzelin. S.; *22) Tielg. v. Nievenheim. S.; *23) Wilh. v. Merode, Walraves Sohn, Wilh. v. Kaltenborn, Rabodo v. Stritterhof (Strijthave). 3 S.; *24) Wern. v. Roede [S.: v. Eytze]. S.; *25) Heinzgin v. Loen, Treuge, Lunink. 2 S.; *26) Konr. Wurm v. Dune. S.; *27) Heinr. Stecke, Goswin v. Heke, Heinr. Splynter, Evert v. Wallyngen, Wolter Stecke, Bastard, Wilh. v. den Rijne. 6 S.; April 5: *28) Dietzil v. Grifte, Jungefrank. 2 S.; *29) Heinr. v. der Beeck. S.; April 7: *30) Heinr. v. Vleke. S.; *31) [losgelöst] Reinh. v. Güsten. S.Einschn.; April 11: *32) Herbort v. Bergheim, Joh. de Voys, Joh. Wetentorp. 2 Pressel, 1 S.Einschn. Verz. Qu. 6, 30 Anm. zu 1390!; *33) Dietr. Stail, Herm. Eckinck, Evert Durwalt [S.: v. Lantrof], Joh. v. Fernholz, Wetzel v. Weingarten. 5 S. Fahne, Forsch. III, 2, 65 zu Aug. 11! [32 u. 33 losgelöst]; April 17: *34) Stephan v. Beyrinckbroicke, Iwan v. Ingelsem, Wilh. Morrean v. Tiedenroyde, Wilh. Barle v. Issum (Iijshem), Joh. de Wijse u. Heinr. u. Joh. [vom] Wert. 7 S.; *35) [losgelöst] Loyf u. Goswin v. Honselaer, Emund u. Ilbrant v. Eyle, Jac. v. Gelsem, Joh. v. dem Hoyve, Bernd Pikenbroich, Dietr. de Buck. Pgm. beschäd., 7 S., 1 S.Einschn.; April 20: *36) Reinh. Roengin v. Hompesch, Sijpgin Buysgin v. Oidtweiler, Henkin v. Setterich. 3 S.; *37) Gottschalk v. Hasselt, Heinr. Snoyrbeyn, Gerh. v. Mülforth (Moelvart), Ernkin v. dem Vorste. Pgm. beschäd., 4 S.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U K/4887
26. März 1393
Daem van Honselaer, 3 Brüder von Honselaer, Helfer Hermann van Wijs, Sühne. (fer. 4 p. iudic.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/4897
08. Mai 1393
Herzog von Geldern, ev. Kriegshilfe gegen EB. M. Z. (R. Joh. v. Honselaer gen. v. d. Velde u. Dietr. v. Zynderen, Herm. v. Goch u. Elbrecht v. Eyle, Sohn Everhards.) 4 S., 1 Pressel.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 3/4907
12. Juni 1393
Brüder Loyf und Goswin von Honselaer u. 10 Gen., General-Dienstquittung (oct. sacr.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/4926
12. Juni 1393
des neesten donresdaichs na des heyligen sacramentsdach. Johan van Pellant Diddericzoon en Griethe, echtelieden, en zijn oudste dochter Nesa bij zijn eerste vrouw Katherina, dochter van Johan van Wyenhorst, verkopen aan Elbrecht van Eyle Everartszoon het goed te Bornbeke in het gericht van Stralen. Oorkonders: richter en schepenen van Stralen. Zegelaars: de verkoper, Johan van Hoenselar Goswijnszoon, Karle van Hoenselar Peterszoon, Geryt opper Straten, richter van Stralen en schepenen met het schepenambtszegel.
Quelle: Archiv Roermond, Urkunde 1362A. Scheres nr 1534.
02. September 1393
Herzog Wilhelm von Jülich und Geldern schließt mit Erzb. Friedrich von Köln einen Vertrag, wonach nach dem Tode seines Vaters die gegenseitigen Gebrechen durch ein gewähltes Schiedsgericht (Graf Friedrich von Mörs, Friedrich von Tomberg und Engelbert von Orsbeke für Köln, Friedrich von Blankenstein, Bisch. von Utrecht, Heinrich von Gemen und Johan von Honslar gen. van den Velde für Geldern) geschlichtet werden sollen.
Quelle: Krefelder Urkundenbuch, Nr. 879.
03. Januar 1394
Ritter Johann von Honselaer, Bürgerrente.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/5133
06. Januar 1394
Herzog von Geldern überweist seine stadtkölnische Jahrrente dem Ritter Johann von Honselaer als Leibzucht. (dertiendagh.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/5134
25. Januar 1394
Vor Lueff van Honselar, Elberts Sohn, Richter, und den Schöffen von Winnekendonk überlassen Eylbert van Vijnen junior, Baumann zu Rudderay, und dessen Fra Hilla […] an Hinrich van Amerary und dessen Schwester Mariken ein Stück Bruchland […].
Quelle: Archiv Stift Xanten, Urkunde 1752,1.
03. April 1394
Rítter Johann von Honselaer, Bürgereid. (sabb. p. let.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/5208
27. Mai 1394
Ritter Joh. von Hoenslair, genannt von dem Velde, erhält durch Coen von Mauwenhem und Coen Medebruwer 4 Kleinodien von den Pfändern des Herzog von Geldern und Jülich. (vig. ascens. dom.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Sachakte Nr. 331.
02. August 1394
Schiedsspruch der herzoglichen Schiedsrichter Johann Banritzer von Müllenark, Johann von Honselaer genannt von dem Velde und Johann Smeicke von Liessingen (in der Streitsache des Erzbischofs Friedrich III. von Köln mit Herzog Wilhelm III. betreffend Zülpich, Mersburden und Sievernich (Sevenich)). .Formalbeschreibung: Original, Pergament.
Quelle: Landesarchiv NRW, Urkunden der Grafschaft bzw. des Herzogtums Jülich, Urkunde 464.
04. November 1394
Herzog Wilhelm III. von Jülich- Geldern erlaubt den Lombarden de Rotaris und de Montefya auf 20 Jahre den Aufenthalt und den Wechsel in den Städten Aachen, Düren und Jülich.Formalbeschreibung: Original, Pergament. Mitsiegler: 2) Rainald von Jülich, 3) Heinrich von Wickrath, 4) Carsilius von Palant, 5) Johann von Kinzweiler, 6) Johann von Honselaer genannt von dem Velde, 7) Johann von Bilant, 8) Johann Smeyck von Liessingen, 9) Werner Buffel, 10) Robert von Apelteren, 11) Johann von Drimborn, Ritter, 12) Werner von Wedenae, 13) Evert von Eyl, Knappen, 14) Schöffen Jülich, 15) Düren, 16) Aldenhoven, 17) Bergheim. Räte: Johann de Homoet, Heinrich von der Straten, Ritter.
Quelle: Landesarchiv NRW, Urkunden der Grafschaft bzw. des Herzogtums Jülich, Urkunde 467.
13. November 1394
Ritter Johan van Honselaer (Hoenslair) genannt van dem Velde quittiert gegen die Stadt Köln den Empfang von 100 fl. Bürgerrente für den Herzog von Geldern und Jülich. (Brixii.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/5371
05. Januar 1395
Johan van Hoenslaw, Bürgerrente. (vig. epiph.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/5397
14. Mai 1395
Arndt van Berenbroick und seine Söhne Johan und Roelken van Berenbroick verkaufen an Gerherhardus vander Stegen eine Hufe Torfland bei dem Roiden-Dyck „by der stadt vene van Sonsbeeck“, die vorher dem Bruynsß van Goch gehört hatte. Siegler: Arnt und Johann sowie für Roelken, der zur Zeit ohne Siegel hat, Louve van Hoinzeler, Sohn von Elbert, ferner die Schöffen des klevischen Gerichtes Wolffhaegen.
Quelle: Archiv Schloss Diersfordt, Urkunde 97
30. Juni 1395
Ritter Johann von Honselaer, Quittung über 50 M., Beilhilfe zu Hausmiete. (cr. Petr. et Paul.) S., olim U 5503?
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/5504
10. August 1395
Erzbischof Friedrich III. von Köln und Herzog Wilhelm III. von Jülich- Geldern schließen einen lebenslänglichen Vertrag über Zons, Merzenich und Girbelsrath. Über Zülpich und das Geleit zwischen Bergheim und Köln sollen Schiedsrichter entscheiden.Formalbeschreibung: Original, Pergament. Mitsiegler: 3) Johann von Loen, Herr von Heinsberg- Löwenberg, 4) Hermann von Rennenberg, Domscholaster zu Köln, 5) Wilhelm Freseke, Propst an St. Aposteln, 6) Wilhelm Beissel von Gymnich, 7) Johann Schilling von Vilich, Ritter, 8) Johann Banritzer von Müllenark, 9) Johann von Honselaer genannt von dem Velde, 10) Godart von Nievenheim, 11) Johann Smeicke von Liessingen, Ritter.
Quelle: Landesarchiv NRW, Urkunden der Grafschaft bzw. des Herzogtums Jülich, Urkunde 470a.
01. Oktober 1395
Die Ehegatten Arnold und Alveradis von Honslair verkaufen die Vogtei von Willich im Lande Linn, welche von Alveradis‘ Vater Bernt v. Zoppenbroich herrührt, dem Erzbischof Friedrich, für 525 rhein. Gulden mit Ausnahme des Guts Hinnöfer zu Willich, der Wachszinsigen und des Hofes zu Brocke. D. 1395 up sent Remeysdagh.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 210 (Domstift), U 2/1416
22. Januar 1396
Johan van Hoentzelair [Honselaer] genannt van dem Velde, Ritter, quittiert der Stadt Köln 30 Gulden Leibzucht für Druytgin [Gertrud], Tochter des Vaidt wohnend zu Gelre [Geldern], für Karle Spede, Sohn des Sybrecht, und für Karle van Wyenhorst, Sohn des Wynmar (je 10). (Vyncenc.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/5658
21. Februar 1396
Johan van Hoynslair [Honselaer] genannt vandem Velde, Ritter, quittiert der Stadt Köln 10 Gulden Leibrente für Druytgen [Gertrud], Tochter des Vogts Gerard zu Gelre [Geldern]. (fer. 2 p. invoc.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/5671
31. Juli 1396
Johan van Hoynslair [Honselaer] quittiert der Stadt Köln 10 Gulden Leibzucht. (vig. Petr. ad vinc.).
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/5763
12. November 1396
Ritter Johan von Hoynslair [Honselaer], genannt van den Velde, quittiert der Stadt Köln den Empfang von 100 Gulden Bürgerrente des Herrn van Gelre [Geldern].
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/5855
20. Juni 1397
Ritter Johann von Honselaer genannt van dem Velde, Leibzucht für Karl von Wyenhorst, Karl Spee und Gertr. Vogts [von Geldern]. (fer. 4 p. oet. penth.) Siegel.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/6031
27. Juni 1397
Ritter Joh. v. Honselaer, Hausmiete (50 Mark). (fer. 4 p. Joh.b.) Siegel.
Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/6034
14. November 1397
Ritter Joh. v. Honselaer genannt v. dem Velde, Leibzucht für Karl v. Wyenhorst, Karl Spede und Gertr. Vogts v. Geldern. Siegel.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/6113
14. November 1397
Ritter Joh. v. Honselaer gen. v. dem Velde, Bürgerrente des Herzog von Geldern-Jülich, Graf von Zütphen. Siegel.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/6114
25. Dezember 1397
des neesten dinx dages na sente thomaes des heiligen apostels. Johan van Hoenselair genaamd van der Velde, ridder, verklaart, dat hij 600 rijnsguldens heeft bestemd voor de bouw van zijn kapel ten Velde (bij Kempen) en stelt deswege 400 rijnsguldens ter beschikking van Johan up Gastendonck, Goissen Speden van Langenvelt, Hermen van Boytberch en Elbert van Eyle Everssoen.
Quelle: Archiv Roermond, Urkunde 1424A. Scheres nr 2365.
16. Januar 1398
Ritter Joh. v. Honselaer, Mannlehen und Beitrag zu Hausmiete. (vig. Anth.) 1) Original, Pergament mit Siegel, 2) Konzept, Pergament, Siegel-Einschnitt.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/6135A,B
08. Juni 1398
Ritter Joh. v. Honselaer, Leibrente für Karl v. Wyenborst, Karl Spede und Gertr. Vogts. Siegel.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/6221
8. November 1398
Adolph Graf von Kleve und von der Mark überträgt dem Lueff van Huenslar, Elberts Sohn, wegen der von diesem ihm geleisteten Dienste und der, die er noch leisten wird, das Gut zu Keylaer, welches früher Diderich Hagedaern [Hagedorn] von seinen Vorfahren und ihm zu Lehen getragen hatte und welches nun Wilhem van Ijshem zu Lehen trägt. Jedoch soll die Belehnung erst erfolgen, wenn nach dessen Tode das Lehen frei wird, und zwar innerhalb eines Jahres unter den bisherigen Bedingungen. Siegler: der Graf.
Quelle: Archiv Graf von Loe, Urkunde 239.
20. November 1398
Ritter Johan van Hoentzlar [Honselaer] quittitert der Stadt Köln 50 Mark Beitrag zu Hausmiete.
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/6308
31. Dezember 1398
Ritter Johan van Honselaer genannt vanden Velde quittiert der Stadt Köln 150 Mark Bürgerrente. (1399, Silv.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/6324
01. Juni 1399
Ritter Johan van Honslair [Honselaer], quittiert der Stadt Köln 30 rheinische Gulden Leibrente für Kaerl [Karl] van Wyenhorst, Kaerl [Karl] Spede und Gertreuer des Vogts van Gelre [Geldern]. (dom. p. sacr.).
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/6403
9. Juni 1399
Onder de scheidslieden in de geschillen tussen Johanna hertogin van Brabant en Willem hertog van Gelre en Gulik, die te Ravenstein bijeenkomen, bevinden zich aan Brabantse zijde o.a. Willem
heer van Kranendonk en aan Gelderse zijde de edelheer Johan heer van Reifferscheit, Bedbur en Dijck, en Johan van Hoenselaer, genaamd van den Velde, ridder.
Quelle: Archiv Roermond, Urkunde 1441. Nijhoff III nr 224.
13. November 1399
Johan van Honseler genannt van den Velde, Ritter, quittiert der Stadt Köln 30 Gulden Leibrente für Kierle van Wyenhorst, Kierle Spede und Drůydken des Vogts van Gelre [Geldern].
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/6478
13. Noevmeber 1399
Ritter Johan van Hoenselan [Honselaer] quittiert der Stadt Köln [und dem Herzog von Geldern-Jülich, Graf von Zütphen] 100 Gulden Bürgerrente (Brictii.)
Quelle: Stadtarchiv Köln, Best. 1 (Haupturkundenarchiv (HUA)), U 1/6477